de omlijsting

 

Elke kapper weet, de omlijsting doet ertoe. Een smal gezicht van 65 jaar oud verdient een ander kapsel dan een rond, blozend van 25. Een bleke huid vraagt iets anders dan eentje met kleur. En vergeet de tijd niet, die sluipende slang. Iedereen kent vroeg of laat de ervaring van op een ochtend voor de spiegel staan en denken: dat haar moet anders. Korter, donkerder of lichter, dunner of dikker. Meer, of juist minder krul.

Al deze overwegingen zijn ook van toepassing op schilderijlijsten. Vier latten om een kunstwerk, dienstbaar als kapsels. Die analogie dringt zich sterk op, lopend door zaal 904 van het Louvre waar een tentoonstelling hangt over schilderijlijsten – zonder kunstwerken ertussen. Doods en onbewogen staarden de lege lijsten me aan, als hoofden zonder gezicht.

Louvre, zaal 904

Maar elke kunsthandelaar en elk museum weet ook dat het kapsel enorm veel verschil kan maken. Schilderijlijsten hebben allerlei functies. Ze moeten het kunstwerk beschermen en ze vormen een visuele begrenzing, maar ze moeten ook uitdragen: hier is iets bijzonders aan de hand. Wat zich tussen mijn sierlijke latten bevindt, is kostbaar.  Anders dan al het andere.

En zo is in de lijstenwereld een etiquette gegroeid van duizend geschreven en ongeschreven regels voor wat passend is en geschikt. Die etiquette wordt deels gestuurd door historische overwegingen. Gotisch, renaissance of empire, ebbenhout of palissander, de lijst en zijn materiaal moeten passen bij de leeftijd en de stijl van het schilderij. Maar wat is ‘passend’? In onze musea zijn nog maar heel weinig lijsten authentiek. De meeste zijn toegevoegd door een latere eigenaar die wilde dat het schilderij zou passen in zijn of haar interieur.

Zo is een niche ontstaan van kenners die af en toe vurige discussies voeren over hoe het eigenlijk zou moeten. Op Instagram vind je die soms terug in posts waarbij een oude lijst om een kunstwerk wordt vergeleken met een nieuwe. De oude is vaak krullerig en verguld à la francaise. Fout. Dat oordeel heeft zijn eigen geschiedenis. In musea zijn veel oude lijsten in de negentiende eeuw en masse vervangen door de vergulde baroklijsten die nu door de poortwachters van de smaak standaard worden verfoeid. Verguldsel is bijna a priori vulgair, denk Trumps Oval Office. Aargh.

Naarmate soberheid steeds meer een teken werd van goede smaak, in de loop van de 20ste eeuw, werden lijsten steeds vaker discreet, bescheiden. En die bescheiden signatuur herbergt vaak een verfijnde kostbaarheid, van ebbenhout en ivoor met soms een smal gouden randje. Discrete kostbaarheid gaat vandaag makkelijk door voor oorspronkelijk, of in elk geval naturel. Passend. Maar hier bevinden zelfs de kenners zich op glad ijs. Vergelijk een kostuumfilm uit de jaren tachtig met een van nu en je weet: ‘authentiek’ is vaak een kwestie van mode.

In 1984, tijdens de baanbrekende tentoonstelling Prijs de lijst in het Rijksmuseum, werd de vergulde lijst rondom de beroemde De bedreigde zwaan van Jan Asselijn (rond 1650), vervangen door een sober, ebbenhouten exemplaar, waarvan werd aangenomen dat die historisch beter klopte.

Weer later werd die lijst vervangen door eentje in de zogeheten kwabstijl, vol sierlijke lobbige elementen. Afkomstig uit de tijd zelf – zij het dat het oorspronkelijke verguldsel later was verwijderd. Maar dat werd door de conservatoren weer níét zo bezwaarlijk gevonden. Natuurlijk hout past nu eenmaal beter bij de smaak van nu. De kwablijst werd onverguld om het schilderij gezet, in een voor deze periode typerende mix van authenticiteit en eigentijdse smaak. Beter? De zwaan zelf zwijgt.

Jan Asselijn, de bedreigde zwaan met kwablijst zonder verguldsel foto Berlinda van Dam



En net als in de kapperswereld kunnen de beste bedoelingen ook hier averechts werken, met name in de balans tussen voorstelling en omlijsting. Een grappig voorbeeld daarvan is te vinden in het onlangs verschenen boek Omkaderd – Bijzondere Lijsten in de Lage Landen. Het gaat om het portret van een lid van de Groningse adel, Onno Tamminga van Alberda. De baron draagt een bruine glanzende zijden kamerjas. Achter hem bolt een fluwelen gordijn, en daar weer achter een chique balustrade. Tot zover niets bijzonders, anno 1710. Maar al die deftigheid wordt omlijst door een kastanjebruine krullijst in de toen populaire Lodewijk XIV-stijl, die is verwikkeld in een hevige concurrentiestrijd met de eveneens indrukwekkende krullenpruik op het hoofd van de zelf vermoedelijk kale Onno. Het behang komt de lijst nog extra te hulp. Pruik en geportretteerde leggen het af tegen de omlijsting.

portret Onno Tamminga van Alberda door Hermannus Collenius ca 1710, Groninger Museum



Onno’s lijst behoort tot de zeldzame, oorspronkelijke lijsten, maar ook hier is het verguldsel later verwijderd. En gek genoeg was het effect hier bescheidener geweest als het goudkleurige laagje er nog op had gezeten. Nu geeft al dat kastanjebruine krulwerk een onbedoeld ironisch commentaar op de bepruikte heer.

De lijst mag niet concurreren met de voorstelling. Maar hij mag ook niet onderpresteren. Een iel lijstje om een uitbundig schilderij werkt al gauw een beetje kaal.

Als argeloze museumbezoeker heb je dat allemaal niet zo in de gaten. Wie weet wat er om de Mona Lisa zit? (Antwoord: een vergulde renaissancelijst). Net als de Bedreigde Zwaan in het Rijksmuseum kent die omlijsting een eigen geschiedenis, maar bij Mona Lisa heeft het drama zich verstopt aan de achterkant. Mona Lisa is geschilderd op populierenhout, dat sterk uitzet en krimpt naar gelang de luchtvochtigheid. In 1951 probeerde men het ‘werken’ van het paneel te bedwingen door een eikenhouten lijst te verstevigen met beukenhouten kruisstukken aan de achterzijde. Twintig jaar later bleek dat de vijand uit een onverwachte hoek kwam: het schilderij was, ondanks diverse aanvallen (inclusief een ongeluk met een sprinklerinstallatie), nog relatief vlak. Maar de kruisstukken aan de achterzijde zaten vol insecten die zich  – zo stel je je voor –  gestaag een weg naar Mona Lisa knaagden. Vandaag zit het schilderij met lijst en al veilig verpakt in een luchtdichte glazen doos, waar insecten noch de zure adem van duizenden dagelijkse bezoekers een kans krijgen.

Mona Lisa in glazen doos



De techniek schrijdt voort, net als de kennis van historische materialen, maar de kwestie van smaak zal altijd blijven knagen. Wat in de jaren tachtig een stijlvolle coiffure leek, wekt vandaag een glimlach. De getoupeerde coup soleil van toen, doet in meer opzichten denken aan de Lodewijk XIV de lijst mét verguldsel. Maar het tegendeel, de helm-bob die hip was in 1920 past ook niet elk gezicht. Het is een wedstijd die niet te winnen valt met de keus tussen eenvoud of uitbundigheid. 

Simpel of krullerig, uitbundig of sober: uiteindelijk staat het je, of het staat je niet.

En zo is ook bij schilderijen ‘sober’ niet altijd het afdoende antwoord op een passend moderne look. Het bekendste voorbeeld daarvan is Van Gogh. Het Kröller Müller bezit 88 Van Goghs die allemaal op dezelfde manier zijn ingelijst: strakke lijsten waarvan de hoeken een beetje verspringen, als een soort impliciet ornament. Het zijn moderne varianten uit 2005 van de lijsten die Helene Kröller Müller destijds door haar meubelontwerper Jacques van den Bosch had laten maken.

Zaal Kröller Müller museum met Van Goghs in de lijsten uit 2005



Van Vincent zelf is één authentieke lijst bekend, rond het schilderij Kweeperen, citroenen en druiven uit 1887, in het Van Goghmuseum in Amsterdam. Die lijst is zo simpel als maar kan, eigeel, conform de voorstelling zelf.

‘Kweeperen, citroenen, peren en druiven’ (1887) van Vincent van Gogh met een simpele, eigele lijst

Dus eenvoud is bij Van Gogh authentiek. Toch kwamen die strakke lijsten in het Kröller Müller kort geleden onder vuur te liggen in een artikel in het gezaghebbende The Burlington Magazine: Een ontmoedigend staaltje massaproductie noemt Peter Schade, expert op dit gebied bij de Londense National Gallery, de lijsten in het Kröller-Müller in zijn artikel ‘Framing in Museums’: ‘littekens nalatend die maar langzaam kunnen helen’. Dat klinkt wel heel dramatisch, maar het is niet onterecht. Inderdaad hebben die lijsten iets meubilair-achtigs, een gepolijste gladheid die niet strookt met de sfeer van de schilderijen. Het is subjectief, zoals zoveel rond dit onderwerp, maar die uniform keurige lijsten om de Van Goghs lijken een beetje in de weg te staan bij het bekijken van de schilderijen.

Dit raakt aan het laatste, eigenlijk meest essentiële aspect van de schilderijlijst; dat het niet alleen beschermt, begrenst en versiert, maar ook werkt als een raam, een toegangspoort tot een andere wereld: die van de kunst. Dat effect is het sterkst als de kunst een mate van realisme toont. Abstracte kunstenaars zoals Mondriaan hielden het hooguit bij smalle witte latjes.  Maar bij Van Gogh is het er nog, de sensatie of illusie dat zich, achter de lijst, een andere wereld bevindt. Die van de kunstenaar.

Niemand ontkomt daaraan, zelfs de grootste kenner is niet immuun voor dat effect. Je loopt door een museumzaal, staat stil bij een schilderij. Je verwondert je over het schilderwerk, de streepjes en toetsjes van Van Gogh, het zwierige kwastwerk van Frans Hals of John Singer Sargent. Tegelijk stap je, eventjes, een andere wereld in. Onweerstaanbaar. En de lijst werkt mee, of tegen.

Antonello da Messina, de hl. Hieronimus in zijn studeervertrek met eikenhouten lijst, National Gallery, Londen

Previous
Previous

Het belang van de bijzaak

Next
Next

kunst van formaat